Een paar uur geleden zijn we aangekomen in Mytilini. De afgelopen twee dagen hebben we het tweede deel van de wandeling gemaakt die veel vluchtelingen maken: door de bergen en onder de bloedhete zon van Kalloni naar Mytilini. En natuurlijk hebben ook wij buiten overnacht, “in the mountains, in the jungle.” Erg goed slapen lukt niet, al was het alleen maar omdat je weet dat het illegaal is. Toch voelt het na twee uitputtende dagen als niet meer dan logisch om door te lopen naar het belangrijkste vluchtelingenkamp van Mytilini: Kara Tepe, vlakbij de Lidl. We dachten dat we inmiddels wel wat gewend waren, maar wat we in het kamp zien, tart elke beschrijving!
Mensensmokkelaars die 20 mensen in een rubberbootje van 5 meter proppen. Gezinnetjes met kleine kinderen die drie dagen in de bloedhete zon moeten wandelen. Schreeuwende Coast Guards. Vriendelijke Grieken die verscheurd worden tussen hun medemenselijkheid (helpen) en de realiteit (een onvoorstelbaar probleem en een minimum aan middelen). Zo langzamerhand hebben we alles wel gezien en redelijk wat aan den lijve meegemaakt. Maar als we in Kara Tepeaankomen, vallen we letterlijk stil. Deze dagen hebben de tranen hoog gezeten, maar hier past slechts hardgrondig vloeken. Is dit het geciviliseerde Europa? Gaan de overheden die wij kiezen zó met mensen om?
Rondom het kamp hangen ontelbaar veel vluchtelingen rond. Ze zoeken schaduw onder dorre boompjes, bij verlaten bedrijfspanden en zelfs in het schaduwreepje van het reclamebord van de Lidl. Ergens langs de weg hangt een waterslang waar islamitische mannen zich in ondergoed uitgebreid staan te wassen. Blijkbaar komen geloof en zelfrespect even op het tweede plan als je op de vlucht bent.
Nog voor we het geïmproviseerde kamp binnenkomen, komen we Mohemed tegen, één van onze vrienden van het Noordstrand. Hij wist van ons plan om de voettocht te gaan maken, maar is verbaasd dat we het ook echt hebben gedaan. Meteen neemt hij ons mee het kamp in en belooft ons een rondleiding. Nergens komen we politie of kampwachters tegen. Iedereen kan zo in of uit lopen. Mohemed vertelt dat ze zich desondanks vrij veilig voelen en rustig bij hun tent weggaan: er is altijd wel iemand die de wacht houdt. Ik realiseer me dat ik het toch even anders ervaar. Ik ken een deel van deze mensen, ik weet dat ze architect zijn of lerares engels of advocaat, ik weet wat ze hebben meegemaakt, van wie ze de tweedehands kleren hebben gekregen die ze dragen en hoe het komt dat die niet altijd even goed passen. En toch: ze zien eruit als zwervers en even aarzel ik: is dit wel veilig, doen we hier wel goed aan? Onzin natuurlijk, maar toch.
Eenmaal in het kamp valt op hoe hard het waait en hoe warm het is. Laag bij de grond vliegen steekvliegen die mijn onderbenen aanvallen. Er staan koepeltentjes die opbollen in de wind en overal ligt afval. Dit heet een vluchtelingenkamp te zijn, maar het voelt als een vuilnisbelt.
Voor Mohemed ons verder leidt, komen we meer vrienden van het strand tegen. De stoere twaalfjarige Mustafa en zijn broer Achmed. De vader en moeder met de vier kleine kindjes. Garagehouder Seimad die na aankomst zo stond te rillen, met zijn veel jongere vrouw, zoontje en dochtertje. Allemaal begroeten ze ons even hartelijk. Zij zijn blij dat ze ons weer zien, wij dat ze die helse tocht overleefd hebben. Sommigen hebben voor teveel geld een taxi gehuurd die het boeterisico wel wilde nemen. Een enkeling is opgepikt door een toerist. Maar de meesten hebben net als wij de wandeling volbracht, kleine kinderen of niet.
Ze vertellen dat ze overdag bijna niet bij hun tent zijn: je brandt er simpelweg uit weg. Liever zoeken ze een plekje aan zee of onder een boom. We verbazen ons over de koepeltentjes. In een vluchtelingenkamp verwacht je immers stevige VN-tenten. Maar daarvan staat er maar een handvol. Mohemed vertelt dat de vluchtelingen de tentjes zelf moeten kopen, voor €30 bij een winkeltje in Mytilini. Dat hoeft natuurlijk niet, maar dan slapen ze in de buitenlucht. Eerder schreef ik al dat de vluchtelingenproblematiek ook kansen biedt voor de lokale economie, maar onder deze omstandigheden lijkt het zelf moeten kopen van tentjes me pure uitbuiting.
Op dat moment hebben we de rest van het kamp nog niet eens gezien. En die rest is nog vele malen onbeschrijflijker. Als we verder lopen stijgt de dichtheid aan tenten en mensen. Syriërs schijnen na een paar dagen al door te mogen, maar Afghani zitten er vele weken. De toiletten zijn van goedkoop aluminium dat blinkt in de zon. We willen ze graag van binnen filmen, maar de stank die er omheen hangt, is onverdraaglijk. Als je naar binnen gluurt, zie je hoe de stront aan de buitenkant van de pot hangt. Het geheel is een broeinest voor vliegen. Van douches zijn er maar twee. Iets verderop zitten mensen bij een elektriciteitskastje: ze laden hun telefoon op. Weer verderop vinden we de achtjarige tweeling Ahmad en Taliq en hun moeder terug. Zij hebben het relatief goed bekeken, want hun tent staat in de schaduw.
Het is opvallend hoe graag mensen voor onze camera willen praten. Iedereen heeft dezelfde boodschap: onze vorige stop was Turkije, dat was slecht, maar nog lang niet zo slecht als dit! We maakten een moeilijke bootreis, maar die haalt het niet bij dit verblijf.
En ik, ik ben verbijsterd en vloek binnensmonds. Hoe kan dit in Europa? Hoe kan Europa, onze eigen Jeroen Dijsselbloem voorop, zoveel aandacht besteden aan de Griekse cijfertjes en ondertussen de humaniteit in een van de grootste vluchtelingendrama’s van de afgelopen decennia zo erg verwaarlozen?
Dit is nog erger dan beestachtig!
En wij hebben de lui die dit doen gekozen, shame on us!
De namen van de vluchtelingen in dit artikel zijn gewijzigd.