Samenleving

Waarom de nieuwe inburgeringswet een buitenkans is voor de samenleving

Geschreven door:

Leestijd: 3 minuten

Tijdens de vluchtelingencrisis van 2015-2016 schaarde Nederland zich massaal rondom de nieuwkomers. Nog voordat ze überhaupt een status hadden, waren ze al actief betrokken in allerlei netwerken. Die situatie lijkt de wetgever nadrukkelijk meegenomen te hebben in nieuwe inburgeringswet.

Misschien is het common sense. Maar blijkbaar had de wetgever er eerst het debacle van de vorige wet voor nodig. En blijkbaar was het eerst nodig dat burgers het goede voorbeeld gaven. Maar in elk geval zorgen deze drie hele vanzelfsprekende factoren ervoor dat de nieuwe inburgeringswet een buitenkans is voor de samenleving:

  1. Inburgeren is tweerichtingsverkeer
  2. Bij inburgeren gaat het om meedoen
  3. Echt inburgeren gebeurt lokaal

Inburgeren is tweerichtingsverkeer

Of je nou uit Syrië, Eritrea of Appelscha komt: als je in een nieuwe plaats komt wonen, is het zaak om snel in te burgeren. Daar kun je zelf wat in betekenen, maar als de omgeving niet thuis geeft en je wegkijkt, kun je dat inburgeren wel vergeten. Écht inburgeren is een kwestie van tweerichtingsverkeer. De nieuwkomer stelt zich voor en de mensen die er al waren heten hem of haar van harte welkom.

Dat is wat al die vrijwilligers tijdens de vluchtelingencrisis van 2015-2016 lieten gebeuren. En dat is ook wat er als sociaal-filosofische uitgangspunt achter de nieuwe inburgeringswet lijkt te zitten.

Het middel van de wetgever is verplichten. En de plicht tot inburgeren legt de wetgever dan ook bij de nieuwkomer. Maar tegelijkertijd draagt de wet de gemeente ook op om allerlei voorzieningen te treffen waardoor de nieuwkomer mensen kan gaan ontmoeten. Op die manier worden in elk geval de randvoorwaarden geschapen waarmee inburgering een tweerichtingsverkeer kan worden.

Bij inburgering gaat het om meedoen

De inburgeringswet is daarbij op meedoen gericht. De voorkeur ligt daarbij op meedoen in een betaalde baan, maar als dat niet mogelijk is, is meedoen in de vorm van vrijwilligerswerk ook mogelijk.

Ook op dat gebied lijkt de wetgever geleerd te hebben van de vluchtelingencrisis in 2015-2016. In die periode stroomden veel nieuwkomers (soms zelfs tegen de regels in) in het maatschappelijk verkeer in. Ze deden mee aan de evenementen die vrijwilligers organiseerden, maar hielpen vaak ook zelf mee als vrijwilliger.

En in dat meedoen, leerden ze ongemerkt van alles over onze Nederlandse taal en de vrijzinnige cultuur die voor ons zo gewoon is.

Echt inburgeren gebeurt lokaal

Misschien wel het mooiste aan de nieuwe inburgeringswet vind ik de nadruk op het lokale sociale verkeer. Ik herinner me diverse burgemeesters die in 2015-2016 met kracht vroegen om mensen die in eerste instantie in hun gemeente waren opgevangen ook weer in hun gemeente terug te plaatsen zodra ze een status hadden. Dat heeft er alles mee te maken dat ze in hun gemeente bekende gezichten waren geworden en mee waren gaan doen.

Hoewel onze samenleving zich op allerlei vlakken en niveaus en in allerlei netwerken afspeelt, is het lokale sociale verkeer nog steeds leidend. Het spreekwoord beter een goede buur dan een verre vriend geldt nog steeds. Je vraagt nog steeds eerder je buren om hulp dan een familielid of vriend die 100 kilometer verderop woont. Dat geldt voor iedereen, of je nou uit Syrië, Eritrea of Appelscha komt.

Buitenkans voor de samenleving

Op deze manier is de nieuwe inburgeringswet een buitenkans voor de samenleving. Het stimuleert de ontmoeting tussen mensen en laat hen ontdekken hoe ze op een goede manier met elkaar kunnen omgaan. Daarbij hoeven geen grote afstanden afgelegd te worden het inburgeren gebeurt gewoon lokaal, in het eigen dorp, de eigen plaats of de eigen stad.

Dat de wetgever erkent dat hij dat niet zelf kan, maar dat daarvoor de inspanning van de lokale overheid en lokale organisaties onmisbaar is, is grote winst voor het hele proces. Nu alleen de financiën nog…

Cover: Heather Morse op Unsplash