Samenleving

Goede integratie met een PIP? 7 aandachtspunten

Geschreven door:

Leestijd: 4 minuten

Het klinkt zo goed: zo snel mogelijk beginnen met inburgeren, en dan ook nog eens zoveel mogelijk in contact met de lokale maatschappij. En ik ben er ook echt enthousiast over, want het biedt buitenkansen voor de samenleving. Maar er zijn nog wel wat aandachtspunten. Die vind je bijvoorbeeld bij de uitvoering van het PIP: het Persoonlijk Plan voor Integratie en Participatie.

In dit artikel zet ik zeven van die aandachtspunten op een rij:

  1. de financiën
  2. cultuurverschillen
  3. de leerbaarheidstoets
  4. de taaleisen
  5. oudere nieuwkomers
  6. passende werkervaringsplekken
  7. stress en trauma’s

Maar eerst: waar gaat het over?

Zodra je als nieuwkomer een status hebt gekregen, word je door de gemeente opgeroepen voor een zogenaamde brede intake. De gemeente is namelijk verplicht om je goed te begeleiden tijdens je inburgeringstraject. Zo’n inburgeringstraject bestaat uit het volgen van een participatieverklaringstraject, het afronden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie én een leertraject.

GNG Afl. 4 - Participatieverklaring

Participatieverklaringstraject in Arnhem

De brede intake

Tijdens de brede intake onderzoekt de gemeente hoe goed je in staat bent om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Heb je bijvoorbeeld een tolk nodig tijdens het participatieverklaringstraject? Welke kansen op werk heb je? Welk leertraject is voor jou het meest passend? En met welke snelheid kun je het hele traject doorlopen? Op basis daarvan wordt voor elke nieuwkomer een maatwerkplan opgesteld: het Persoonlijk Plan voor Integratie en Participatie (het PIP).

Het Persoonlijk Plan voor Integratie en Participatie

Vooral voor het leertraject is dat PIP belangrijk. Er zijn globaal drie trajecten:

  • De B1-route, waarbij je een inburgeringsexamen moet doen. Met dat examen toon je aan dat je het Nederlands op B1-niveau beheerst (of als dat niet lukt op het lagere A2-niveau) en kennis hebt van de Nederlandse maatschappij.
  • De onderwijsroute, waarvoor je jonger dan 28 jaar moet zijn. Je volgt dan een taalschakelprogramma en daarna een opleiding in het beroeps- of wetenschappelijk onderwijs. Je bent vrijgesteld van de Module Arbeidsmarkt en Participatie.
  • De zelfredzaamheidsroute, die vooral bedoeld is voor analfabeten en mensen met een laag IQ. In deze module ben je vrijgesteld van het inburgeringsexamen en het taalschakeltraject. Wel moet je een programma volgen waarin aandacht is voor de Nederlandse taal, zelfredzaamheid, activering en participatie in de Nederlandse maatschappij.

Aandachtspunt 1: de financiën

Elk onderzoek naar de kansen en bedreigingen bij de invoering van de nieuwe inburgeringswet wijst op de gebrekkige financiële ondersteuning vanuit het Rijk. Het CPB trekt dan ook de volgende conclusie:

Er is nog onzekerheid over de budgettaire effecten doordat de nieuwe taken voor gemeenten niet volledig zijn uitgewerkt. Voorts acht het CPB de raming niet ‘neutraal en redelijk’ doordat deze niet is gebaseerd op de beste beschikbare informatie over de loonkosten van gemeenten.

Centraal Planbureau, Certificering raming nieuwe inburgeringswet, november 2019.

De nieuwe inburgeringswet doet een stevig beroep op de regel- en uitvoeringskracht van gemeenten. Snel beginnen is daarom gewenst. Maar al die financiële onduidelijkheid is een gebrekkige incentive voor gemeenten om echt met de voorbereidingen aan de slag te gaan. En als ze al aan de slag zijn, is het maar de vraag of ze uiteindelijk voldoende financiële armslag hebben om een écht Persoonlijk Plan voor Integratie en Participatie op te stellen. Het risico is groot dat gemeentes door financiële tekorten toch weer terug moeten vallen op generieke oplossingen in plaats van maatwerk.

Aandachtspunt 2: cultuurverschillen

In de brede intake gaat de gemeente in gesprek met een nieuwkomer. Zeker onder vluchtelingen moet daarbij nogal wat overwonnen worden. Zo wijst Yvonne Rolaart in een gesprek met RadarAdvies op het wantrouwen bij vluchtelingen jegens de overheid, die in hun eigen land vaak corrupt is.

Een ander punt waar Rolaart op wijst, is dat het in veel culturen niet gewoon is om om hulp te vragen. Maar als je in Nederland hulp nodig hebt (bijvoorbeeld van Vluchtelingenwerk of Sociale Zaken), zul je toch echt zelf actie moeten ondernemen.

Rolaart pleit daarom voor cultuursensitieve coaches die bij voorkeur uit de eigen cultuur van de nieuwkomer afkomstig zijn.

Aandachtspunt 3: de leerbaarheidstoets

Deel van de PIP is een leerbaarheidstoets, maar Jacqueline de Maa (UvA) wijst erop dat zo’n leerbaarheidstoets maar in een beperkt aantal gevallen goed werkt. Het beeld is het meest betrouwbaar als de getoetste een hogere opleiding heeft en er geen sprake is van een gebroken schoolloopbaan. De Maa pleit dan ook niet voor niets voor een verlengde intake.

Aandachtspunt 4: de taaleisen

Over dit thema is veel discussie. Zo wijst de Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF erop dat voor veel universitaire opleidingen en vakken het B1-taalniveau onvoldoende is. Natuurlijk wordt een hoger niveau wel gestimuleerd, maar de stichting zou dat liever in de wet verankerd zien.

Aan de andere kant vragen onder andere De Maa en Rolaart aandacht voor de positie van inburgeraars voor wie het verwerven van taalvaardigheid minder vanzelfsprekend is. De Maa is daarom voorstander van een MBO-2 traject waar het verwerven van taalvaardigheid in is geïntegreerd.

Aandachtspunt 5: oudere nieuwkomers

Stichting CiviC snijdt het belangrijke punt van de oudere nieuwkomers aan, en ook De Maa benoemt dit punt in een bijzin. Voor oudere nieuwkomers geldt regelmatig dat hun opleiding in het land van herkomst niet aansluit bij de vraag in Nederland.

Ik ken bijvoorbeeld een docent Arabisch, voor wie in Nederland niet of nauwelijks werk te vinden is. De beste man rijdt nu als bezorger rond, terwijl een nieuwe opleiding op zijn eigen niveau hem een veel betere plek op de Nederlandse arbeidsmarkt had kunnen opleveren.

Voor nieuwkomers die ouder zijn dan 28 jaar wordt die toegang tot onderwijs echter ernstig belemmerd door een kostbaar en onzeker leenstelsel.

Aandachtspunt 6: passende werkervaringsplaatsen

Voor nieuwkomers is het belangrijk om te ontdekken welk werk ze met hun professionele achtergrond in Nederland kunnen oppakken. Passende werkervaringsplaatsen zijn daarvoor onmisbaar. Werken in een kringloopwinkel of bij de groenvoorziening kan een leuke werkplek zijn, maar is voor de docent Arabisch die ik eerder noemde misschien niet de best passende werkervaringsplek. Vooral mensen met een in Nederland minder voor de hand liggend beroep hebben daarom een ervaren job-coach en een goed werkervaringsprogramma nodig.

Aandachtspunt 7: stress en trauma’s

De grootste bedreiging voor een goed inburgeringstraject is misschien wel de stress en trauma’s waar nieuwkomers met een vluchtgeschiedenis mee te maken hebben. De Maa en Rolaart wijzen erop, en ook in de kamerbrief (PDF) van minister Koolmees komt dit thema (zij het kort) aan de orde.

Bij trauma denken we vaak aan de trauma’s die zijn opgedaan in het land van herkomst, maar ook tijdens de vlucht én hier in Nederland ervaren veel vluchtelingen stressvolle en traumatische situaties. Zo zijn ze tijdens de vlucht vaak speelbal van mensensmokkelaars en verblijven ze in veel gevallen korte of langere tijd in geïmproviseerde en uiterst onveilige kampementen. Verder is het niet ongewoon dat vluchtelingen vertellen over situaties waarin ze beschoten werden.

In Nederland blijven deze stressvolle en traumatische situaties vaak nog wel even voortduren. Zo is er de zorg om achtergebleven familieleden, en natuurlijk de stress of je asiel krijgt of niet. Daarnaast speelt mee dat mensen die in het asielsysteem zitten regelmatig naar een nieuwe opvang moeten verhuizen, want de hechting en de rust niet ten goede komt.

Cover: Ian op Unsplash